Financiën
Wat mag het kosten?
Bedrag x € 1.000 | Rekening | Begroting | Begroting 2020 | Begroting | Begroting | Begroting | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Programma | 2018 | 2019 | Lasten | Baten | Saldo | 2021 | 2022 | 2023 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taakvelden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal saldo van baten en lasten | -42.601 | -43.171 | 1.577 | -47.421 | -45.845 | -45.989 | -44.269 | -44.219 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reservemutatie | -5.053 | -5.097 | -1 | 0 | -1 | 0 | 0 | 0 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resultaat | -47.653 | -48.269 | 1.576 | -47.421 | -45.845 | -45.989 | -44.269 | -44.219 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Treasury
Op het taakveld treasury worden de lasten en baten van de verschillende deelnemingen en de rekening bij het SVN opgenomen, evenals de lasten en baten van de financieringsfunctie.
Dividenden
De gemeente Aalsmeer ontvangt totaal € 741.000 dividend van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), Eneco, Stedin en De Meerlanden holding NV. Daarnaast ontvangt de gemeente een rentevergoeding van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVN). Onder de lasten staan de rentelasten over de verschillende deelnemingen en de rekening bij het SVN.
Saldo financieringsfunctie
In deze meerjarenraming wordt afgerond structureel € 4,5 ton als structureel dekkingsmiddel geraamd. Dit saldo bestaat uit rentebaten over onze algemene reserve en de bestemmingsreserves. Omdat we deze middelen in eigen kas hebben zijn er geen externe financieringskosten voor een lening voor nodig. Daarnaast zit in dit saldo het renteresultaat van de financieringsfunctie, het verschil tussen onze interne rentetoerekening (1%) en de werkelijke rentekosten.
Het renteresultaat is voor 2020 ruim € 0,5 ton negatief.
In paragraaf 4.4 Financiering wordt nader ingegaan op de financieringsfunctie.
OZB en belastingen overig
Onder de lasten zijn de kosten opgenomen die te maken hebben met de invordering van belastingen, het opleggen van aanslagen en de kosten voor de waardering van Wet waardering onroerende zaken (WOZ) objecten. Een deel van de invorderingskosten wordt terugontvangen door deze te verhalen.
De baten bestaan uit de gemeentelijke belastingen die geen directe relatie hebben met een bepaalde gemeentelijke taak. Belastingopbrengsten kunnen vrij worden besteed door de gemeente. De opbrengst voor forensen- en (water)toeristenbelasting, rioolheffing, afvalstoffenheffing en begraafrechten worden op de desbetreffende programma’s verantwoord.
x € 1.000 | |
Omschrijving algemene belasting | 2020 |
Onroerende zaakbelasting woningen | 5.446 |
Onroerende zaakbelasting niet-woningen | 4.247 |
Belastingen overig: | |
Roerende zaak belasting | 52 |
Hondenbelasting | 128 |
Reclamebelasting | 92 |
Precariobelasting | 1.516 |
Totaal algemene belastingen | 11.480 |
Verhaal kosten invordering | -39 |
Totaal | 11.441 |
In de paragraaf lokale heffingen staat een nadere onderbouwing van de opbrengsten en de verschillende tarieven.
Algemene uitkering uit het gemeentefonds
In de raming is rekening gehouden met de effecten zoals gepresenteerd in de Kadernota 2020. Daarnaast is ook de meicirculaire 2019 verwerkt in de ramingen voor 2020 tot en met 2023.
De algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt gepresenteerd in lopende prijzen. Dit betekent dat we onze eigen aanname hanteren over de loon en prijsontwikkeling na 2020 en hier afwijken van de prijsontwikkeling bruto binnenlands product die het Rijk als handreiking presenteert aan gemeenten. De ontwikkeling van het bruto binnenlands product is namelijk grillig en geeft geen goede weergave van de daadwerkelijke loon- en prijsontwikkeling. Door onze eigen uitgangspunten te hanteren zijn we hierin flexibeler. Voor de structurele ontwikkeling is een stelpost opgenomen. De stelpost nominaal gaat uit van een trendmatige loonontwikkeling van 3% in 2021 en 2,5% in 2022 en 2023. De prijsontwikkeling schatten we voor de jaren 2021, 2022 in op 1,6%. Voor 2023 is in de stelpost rekening gehouden met een prijsontwikkeling van 2% Met deze trendmatige handelswijze wordt voorkomen dat jaarlijkse fluctuaties in de nominale ontwikkeling direct noodzaken tot begrotingsbijstellingen. In de stelpost is tevens rekening gehouden met een areaal toename conform huidige planvorming. Deze handelswijze wordt ingegeven vanuit prudent begrotingsbeheer. Aanwending van deze stelpost zal via de reguliere P&C documenten plaatsvinden.
Conform de kadernota 2020 is de prijsindex 2020 niet volledig uitgekeerd. Alleen daar waar contractuele verplichtingen ons houden aan het toekennen van een prijsindex is deze alsnog toegepast. Hierbij heeft het college naast de afspraken over de dienstverleningsbijdrage en GR ook de door ons gesubsidieerde instellingen geschaard. Eigen prijsafhankelijke budgetten in de begroting zijn niet geïndexeerd. Hiermee resteert in 2020 een bedrag van 360.000 structureel in de stelpost nominaal.
Overige baten en lasten
Onder de overige baten en lasten zijn bedragen opgenomen die niet verwerkt zijn in de programma’s omdat deze vrijwel niet toe te delen zijn. Het meerjarig oplopende saldo hiervan wordt voornamelijk veroorzaakt door de reservering voor loon- en prijsstijgingen.
Ontwikkeling saldo algemene dekkingsmiddelen
Onderstaande tabel begint met het meerjarig saldo van de algemene dekkingsmiddelen uit de primitieve begroting 2019, gevolgd door een opsomming van de mutaties na de primitieve begroting 2019 wat uiteindelijk resulteert in een meerjarig saldo begroting 2020. De onderverdeling van het meerjarig saldo naar taakvelden wordt gegeven in de tabel aan het begin van dit hoofdstuk.
Ontwikkeling programmasaldo
Ontwikkeling programmasaldo (bedrag x € 1.000) | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
|---|---|---|---|---|
Saldo begroting 2019 | -43.523 | -43.478 | -42.096 | -42.096 |
Eerste begrotingswijziging (Najaarsrapportage 2018) | 112 | 192 | 229 | 229 |
Lentestukken, Bestuursrapportage 2019 | -778 | -1.027 | -1.115 | -1.115 |
Lentestukken, Kadernota 2020 | ||||
- Verlaging taakstelling grondbank | 50 | 50 | ||
- BTW dienstverleningsbijdrage | 131 | 131 | 131 | 131 |
- Bijdrage Amstelveen BTW dienstverleningsbijdrage | -65 | -65 | -65 | -65 |
- Stelpost kapitaallasten | 125 | |||
Meicirculaire 2019 | -1.187 | -1.156 | -689 | -769 |
Mutaties begroting 2020 | ||||
- Correctie perceptiekosten precario | -80 | -80 | ||
- Correctie Lentestukken grondbank | -50 | -50 | ||
- Stelpost indexering | -340 | -339 | -338 | -338 |
- Indexatie belastinginkomsten | -240 | -241 | -238 | -238 |
- Kostentoerekening | -203 | -203 | -203 | -203 |
- Kapitaallasten, rentetoerekening aan programma's (1,5% i.p.v. 1%) | 362 | 345 | 344 | 351 |
- Vrijval stelpost weglekeffect rente (i.v.m. verlaging rekenrente van 1,5% naar 1%) | -78 | -78 | -78 | -78 |
- Overige correcties < € 40.000 | -36 | -70 | -71 | -73 |
Saldo begroting 2020 | -45.845 | -45.989 | -44.269 | -44.219 |
Correctie inkomsten precariobelasting
In de Najaarsrapportage 2017 werden de inkomsten precariobelasting kabels en leiding op basis van een bezwaarschrift verlaagd met € 40.000. Deze mutatie werd structureel doorgevoerd in de begroting.
De mogelijkheid om precariobelasting te heffen eindigt per 1 januari 2022. Bij de Najaarsrapportage 2018 werd beoogd om de structurele post van € 40.000 vanaf 2022 af te ramen. De inkomsten zijn echter nogmaals verlaagd met € 40.000. In deze begroting wordt de dubbele verlaging gecorrigeerd.
Correctie Lentestukken Grondbank
Zoals u bij de behandeling van de Kadernota is toegelicht (samenhang bestuursrapportage met kadernota) is de verlaging van de taakstelling baggerdepot is voor de jaren 2020 en 2021 zowel in de bestuursrapportage als in de Kadernota doorgevoerd. Dit wordt in de begroting 2020 gecorrigeerd.
Stelpost indexering
In de programmabegroting is conform Kadernotabesluitvorming de indexatie over de lonen verwerkt op basis van de meest recente gegevens, dus op basis van het onderhandelingsakkoord. Conform de kadernota 2020 is de prijsindex 2020 niet volledig uitgekeerd. Alleen daar waar contractuele verplichtingen ons houden aan het toekennen van een prijsindex is deze alsnog toegepast. Hierbij heeft het college naast de afspraken over de dienstverleningsbijdrage en GR ook de door ons gesubsidieerde instellingen geschaard. Eigen prijsafhankelijke budgetten in de begroting zijn niet geïndexeerd. Hiermee resteert in 2020 een bedrag van 360.000 structureel in de stelpost nominaal.
Indexatie belastingen
De OZB, roerende zaakbelasting, forensenbelasting, toeristenbelasting, hondenbelasting en reclame belasting worden met 2,5% (gewogen gemiddelde van de loon- en prijsindex) geindexeerd. De precariobelasting wordt op basis van regelgeving niet geïndexeerd.
Kapitaallasten
De renteaanpassing van 1,5% naar 1% betekent een lagere toerekening van de kapitaallasten, hier staat een even groot nadeel op programma 8 tegenover. Deze mutatie is grotendeels neutraal. De enige verschuiving over de jaren heen zien we op programma 4 door fasering in de uitvoering op het programma wegen in 2019 met een voordelig effect op de kapitaallasten in 2020. Deze nieuwe fasering is u voorgelegd bij de besluitvorming over het meerjarenprojectenplan Buitenruimte Aalsmeer 2019-2022. Hierin is besloten de aanpassingen beschikbaar te houden voor het meerjarenprojectplan vanaf 2021 (latere jaren). Voor het totaal effect verwijzen we u naar de toelichting bij de financiële begroting.
Vrijval stelpost weglekeffect rente (kostendekkend maken riolering)
Het aanpassen van de rekenrente is voor het grootste deel een budgettair neutrale aanpassing. Alleen bij de kostendekkende tarief voor afval en riolering is er sprake van een weglek effect. Er kan een lagere rente worden doorberekend in de heffing. Omdat binnen de uitgaven voor riolering m.n. kapitaallasten zitten is het effect hier het grootste. Zoals in de Kadernota uitgelegd is hiervoor in de meerjarenraming een stelpost opgenomen op programma 8.
